
Laudatio Jan Dertaelen tijdens presentatie Tussenjaren in boekhandel ‘t Stad Leest
Dames en heren,
Goedenavond.
Yannick heeft me uitgenodigd om te komen spreken over zijn nieuwe boek, maar voor ik daar aan begin, wil ik u eerst iets vertellen over de man zelf, en over zijn ronduit angstaanjagende mensenkennis.
Ik wil u meenemen naar een bepaalde avond, ongeveer een halfjaar geleden.
Het is augustus, er is een feest. Veel mensen, de muziek staat luid. Een omgeving waarin Yannick goed gedijt, en ikzelf niet minder.
Op een bepaald moment komt Yannick heel dicht bij me staan en vraagt hij, fluisterend in mijn oor, of ik zijn nieuwe roman wil lezen. Hij voegt er een zinnetje aan toe dat ik nooit zal vergeten: ‘dit boek is echt iets voor jou’.
Als u Yannick ook maar een beetje kent, dan weet u dat er een bepaalde dubbelzinnigheid is, een bepaalde raadselachtigheid die soms in zijn gezicht verschijnt. Het is een heel typische blik. De Yannick-blik. U kent hem ongetwijfeld.
Ik zal hem voordoen: eerst verschijnt er een schalks lachje om zijn lippen, dan draait hij zijn hoofd, een beetje schuin, maar ondertussen blijft hij je aankijken, vanuit een ooghoek.
En dan verschijnt die heimelijke, misschien zelfs een beetje spottende blik waarmee hij je doorgrondt, meer nog, waarmee hij binnenkijkt in het diepst van je wezen en daar dingen ziet die voor jezelf verborgen blijven, maar die hij kan zien, en die hem schijnbaar mateloos amuseren.
Die blik. Ik vermoed dat u wel weet waarover ik het heb.
Als Yannick zo naar je kijkt, dan weet je dat je moet oppassen. Dan weet je dat je waarschijnlijk al hopeloos achter de feiten aan holt. Het was die blik die Yannick voor mij in petto had toen hij zei: ‘dit boek is echt iets voor jou.’
Dames en heren, ik ben er met open ogen in gestonken. Want ja, dit boek is echt iets voor mij.
Het heeft me met zich meegesleurd op de meest meedogenloze manier. Alsof ik met een touw was vastgebonden aan een roze rolls royce die aan topsnelheid door een hete steenwoestijn scheurde.
Ik vermoed dat Yannick mij ziet als een soort professionele melancholicus en ik vrees dat het geen zin heeft om zelfs maar te proberen dat te ontkrachten.
Daarom wil ik u graag waarschuwen, want als u zelf ook maar een beetje vatbaar bent voor de weemoed, de roep van de romantiek, het hemelhoog juichende en het ten dode bedroefde, dan bent u het die daar binnenkort achter die roze rolls royce aan wordt gesleurd.
Ik wil u daarvoor waarschuwen, en tegelijk wil ik u ten zeerste aanraden om door Yannick op sleeptouw te worden genomen. Want Tussenjaren is een fantastisch boek.
Dit boek is een rivier, en Yannick nodigt u uit om samen met hem die rivier te bevaren. Een rivier vol draaikolken, de ene na de andere. Het is een rivier die, als je ze stroomopwaarts volgt en blijft volgen, door de duisternis van het woud, leidt tot bij de bron, de zwarte, glinsterende bron van de melancholie.
Daar waar ieder verlangen gedrenkt is in tranen en iedere traan wordt doorschoten door een heet en helder licht.
Waar de liefde schrijnt en brandt, gemis een zoete, verrukkelijke en gruwelijke kwelling is, spijt een priem van ijs die het hart splijt en het hart zelf een bloeiende, bloedende roos.
Dit is een boek dat gaat over verwelken, versterven, in het web van je eigen leven hangen als een gestorven, verdroogde spin.
Dit is een boek dat gaat over leven – maar elders willen zijn. Waar? Daar, ver weg, in de droom, in de poëzie, in de zon en het onverzadigbare, laveloze feest.
Dit is een boek dat gaat over de vervoering en de hartstocht en de meedogenloos hoge prijs die je daarvoor betaalt. Over trouw blijven aan de jeugd, en hoe heerlijk dwaas dat is, hoe verwerpelijk ontroerend, hoe volstrekt verwoestend, en hoe, uiteindelijk, genadeloos eenzaam.
Dit is een boek dat gaat over het woelen en graven in de aardlagen van het bestaan, over de eindeloze ellende en de eindeloze extase die op je wachten in de rimboe van je herinneringen, als in een hinderlaag.
Dit boek gaat over de tomeloze, jubelende levenskracht, over het vlammende verlangen om uit het verstarde te breken en opnieuw vloeibaar te worden. De hunkering naar de jeugd, de hunkering naar de betovering, en het wegglijden, ofwel in waanzin, ofwel in grijsheid en verval.
Dit boek gaat over de schoonheid die misschien wel het wreedste geschenk is dat we kunnen krijgen en over de gevleugelde uitspraak: ‘wie niet eindigt als een wrak, heeft niet geleefd’.
Ik herinner me dat Yannick vroeger, zo’n vijftien jaar geleden, het plan had om negen boeken te schrijven. Ik hoor het hem nog zo zeggen: negen boeken. En hij voegde daar steevast aan toe: ‘zoals Beethoven zijn negen symfonieën heeft gecomponeerd’. Het zegt iets over zijn kunstenaarschap dat hij zich toen spiegelde aan een van de meest eigenzinnige en romantische componisten uit de hele muziekgeschiedenis. Ik weet niet of hij Beethoven nog steeds achterna wil, maar vanavond voegt hij alvast een vierde, een grootse, een langs de oogverblindende toppen van de liefde scherende roman aan zijn oeuvre toe.
Dames en heren, nu is het aan u, want ik denk dat het niet te veel gevraagd is om onze dierbare vriend, onze weergaloze schrijver, onze onovertroffen taalvirtuoos, onze sublieme romancomponist en onze romantische geweldenaar een – staande – ovatie te geven.
Yannick, gefeliciteerd!
Tekst uitgesproken op donderdag 6 februari 2025 in boekhandel ‘t Stad Leest in Antwerpen, ter gelegenheid van de presentatie van Yannick Dangre’s nieuwe roman Tussenjaren.